Palmen

Er is geen plant te bedenken die meer met de tropen geassocieerd wordt dan een palmboom. Een of meerdere palmen in de jungletuin zorgen meer dan welke plant ook voor een geweldige uitstraling. Er wordt nog driftig geëxperimenteerd, maar een aantal heeft al bewezen ook ons grillige klimaat te kunnen weerstaan; zeker wanneer enige restricties in acht worden genomen. Palmen zijn niet al te kieskeurig wat grondsoort betreft, als deze maar goed doorlatend is. Kies de meest beschutte plek die u vinden kunt, bij voorkeur op het zuiden. Vooral jonge planten groeien het best in de volle zon. Probeer harde wind, waar vooral grootbladige soorten van te lijden hebben, te vermijden. Door vorst en/of wind beschadigd blad verwijdert u bij voorkeur in het voorjaar. Eventueel verplanten is goed mogelijk, maar dan ook het liefst in het voorjaar, wanneer de grond al enigszins opgewarmd is. Voor wie op zeker wil spelen is het natuurlijk ook mogelijk een palm in een kuip te plaatsen en dan ’s winters op een geschikte plek binnen te laten overwinteren.

De Palmenfamilie vormt een bijzondere groep bomen. De meeste bomen op de wereld behoren tot de Tweezaadlobbige Planten (zoals eik, linde, iep) of de Naaktzadige Planten (zoals den, spar). Palmen behoren tot de Eenzaadlobbige planten, een groep planten die geen diktegroei kent. Palmen worden op latere leeftijd dan ook niet dikker. Hun maximale dikte bereiken ze al vrij snel achter hun groeipunt.

Een andere bijzonderheid van de palmen is hun monopodiale groeiwijze, dat wil zeggen dat hun stam zich niet vertakt. Gevolg is dan ook dat een eenmaal verloren groeipunt (door bijvoorbeeld bevriezing) het einde van de palm betekend.

Bovenop de stam, aan het uiteinde, staan de waaiervormige bladeren en de bloeiwijzen. De plant is tweehuizig, dwz of mannelijk of vrouwelijk.

Palmen geschikt voor het nederlandse klimaat

De meeste van de 3000 soorten palmen leven in de tropen of subtropen, en vinden het bij ons, of zelfs in zuid-europa, te koud.

Trachycarpus en Rhapidophyllum behoren tot de groep palmen die als ‘waaierpalmen’ getypeerd kan worden. De bladeren hebben een typische vorm: een bladsteel die eindigt in een handvormig blad. Tot deze groep behoren ook de Europese dwergpalm (Chamaerops humilis) en de ‘petticoatpalm’ (Washingtonia filifera). Uit de groep van de ‘veerpalmen’, waarvan de Canarische dadelpalm een typische vertegenwoordiger is, zijn minder soorten bekend die vorstbestendig zijn. Deze groep, waarvan de bladeren vedervormig zijn, kent slechts één soort die enige vorst kan verdagen en zelfs in Canada op bepaalde plaatsen gedijt en dat is Butia capitata. Deze Zuid-Amerikaanse palmboom verdraagt temperaturen tot ca -11° C en zal slechts met de grootst mogelijke zorg in Nederland een experimentele kans verdienen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *